Een nieuwe campagne tegen woondiscriminatie maakte afgelopen weken de tongen los. In Eindhoven hingen abriposters met de tekst: ‘Erik en Annemarie krijgen morgen de sleutel – Omar en Samira niet’. De campagne, van het Ministerie van Binnenlandse zaken, schoot velen in het verkeerde keelgat. Wat ging hier mis? Hoe had het anders gekund? Een reflectie van Mirjam Vossen, mediawetenschapper bij OnMigration.

“Goed dat de overheid werkt maakt van discriminatie op de woningmarkt. Dat was mijn eerste gedachte bij de campagne ‘Wijs discriminatie de deur’. Maar wanneer de vorm verkeerde snaren raakt, dan gaat de inhoud verloren. En dat is met de ‘Erik-en-Annemarie abri’ in Eindhoven gebeurd.

Shaming

Het eerste dat mij opviel aan de poster was de keuze voor ‘shaming’ als onderliggend narratief. Omar en Samira krijgen geen sleutel. Ze worden gediscrimineerd. En wie een ander discrimineert, die moet zich schamen. ‘Shaming’ kán effectief zijn wanneer je een duidelijke ‘boosdoener’ aanspreekt op zijn verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld een vervuilend bedrijf. Maar deze poster laat in het midden wie hier de boosdoener is. Daardoor het lijkt alsof iedereen zich schuldig moet voelen over wat hier gebeurt. En dat werkt averechts: mensen willen positief over zichzelf denken en horen niet graag dat ze zich moeten schamen. In plaats van instemming, oogst je weerstand.

Concurrenten

Het tweede probleem met de postertekst is het expliciet labelen van verschillende groepen mensen: de kennelijk wit-Nederlandse ‘Erik en Annemarie’ staan tegenover de niet-witte ‘Omar en Samira’. Je benadrukt daarmee dat ‘autochtone’ Nederlanders en mensen met een migratieachtergrond concurrenten van elkaar zijn op de woningmarkt. Polariserend en stigmatiserend, zo oordeelden commentatoren aan de linkerkant van het politieke spectrum, zoals schrijver en columnist Haroon Ali en De Balie-directeur Yoeri Albrecht. De rechterkant gaf er, onder andere op Twitter, een andere draai aan door te stellen dat het juist omgekeerd is: ‘statushouders’ Omar en Samira krijgen morgen een huis, terwijl Erik en Annemarie 20 jaar moeten wachten.

Het race-class narratief

Kun je praten over discriminatie zonder groepen in de samenleving tegen elkaar uit te spelen? Interessant in dit verband is onderzoek, onder andere door communicatie-expert Anat Shenker-Osorio, naar het ‘race class narrative’. Zo’n narratief benoemt discriminatie expliciet, maar maakt de gediscrimineerde groep tegelijkertijd onderdeel van een bredere groep die strijdt voor bepaalde sociale of economische rechten.

Een succesvol race class-narratief kent een aantal ingrediënten – waarvan ik er hier enkele noem. De boodschap begint met een gedeelde waarde – en refereert vervolgens expliciet aan ‘afkomst’. De boodschap benoemt duidelijk wie de zondebok is. En het vertelt hoe we ons samen kunnen inzetten voor de wereld die we dromen.

De rest van de campagne

Met deze handvatten in het achterhoofd had ik al snel een mogelijk begin voor de woningmarkt-campagne: ‘Iedereen verdient een eerlijke kans op een woning, ongeacht waar hij of zij vandaan komt’. Tot mijn verbazing zag ik op de campagnewebsite en in de campagne-toolkit dat dit ook vrijwel letterlijk de hoofdboodschap is. En toen ik nog eens goed naar de Erik-en-Annemarie-abri keek, zag ik dat deze boodschap ook bijna letterlijk op de poster staat: helemaal onderaan, in piepkleine letters. Ik had het niet gezien.

Op de campagnewebsite lees ik ook duidelijk wie de boosdoener is: verhuurders, bemiddelaars en makelaars die onderscheid maken op grond van afkomst, geloof of seksuele voorkeur. Daarnaast is de campagne bedoeld voor huurders die discriminatie ervaren. Zij worden opgeroepen om vermoedens van discriminatie te melden.

Geen verwarring

Op de website zie ik, ten slotte, voorbeelden van andere posters, met teksten als ‘Ik schrok toen de huurbaas vroeg naar mijn geloof’. En: ‘Femke, dat jij op vrouwen valt mag er voor de huurbaas niet toe doen’. Deze teksten veroorzaken bij mij geen verwarring: het is duidelijk wie hier wordt aangesproken en waarom.

Met de andere posters in het achterhoofd begrijp ik ook hoe de ‘Erik en Annemarie-poster’ eigenlijk was bedoeld: een waarschuwing aan verhuurders dat onderscheid op grond van afkomst niet mag, en een oproep aan Omar en Samira om discriminatie te melden. Erik en Annemarie hebben hier niets mee te maken – maar ze worden wel met koeienletters genoemd. Niet vreemd dat de poster verwarring zaait.

Hoe had het anders gekund?

Waar is het misgegaan? De campagnemakers hebben vanuit een – in principe prima – kernboodschap een poster ontworpen waarin diezelfde kernboodschap niet meer uit de verf komt. Het is onduidelijk wie hier iets verkeerd doet en wie hier in actie moet komen. Met bovendien een ongewenst en polariserend bij-effect, want witte en niet-witte woningzoekenden in Nederland worden tegenover elkaar gezet.

De andere campagneposters leren dat het gemakkelijk anders had gekund. Bijvoorbeeld met zinnen als: ‘Margareta, in welk land jij bent geboren mag er voor de huisbaas niet toe doen’. Of: ‘Ik schrok toen de huurbaas vroeg waar ik vandaan kom’. Beste campagnemakers: stuur deze posters opnieuw naar de drukker. En ga door met de verder prima campagne.”