Bij de komst van een asielzoekerscentrum steekt vaak lokaal verzet de kop op. Mensen erkennen het maatschappelijk belang, maar roepen al snel: “niet in mijn achtertuin.” Dit NIMBY-fenomeen (“Not In My Backyard”) vormt een flinke uitdaging voor gemeenten en beleidsmakers.

Uit een Literatuurstudie Not In My Backyard (NIMBY) fenomeen blijkt dat die weerstand vooral voortkomt uit gevoelens van onveiligheid, gehechtheid aan de buurt, het wantrouwen van de overheid en onjuiste of onvolledige informatie. Bewoners zijn bang dat hun leefomgeving verandert of verslechtert.

Gelukkig laat onderzoek zien dat er manieren zijn om dit sentiment te keren. Wat vooral goed werkt is openheid, betrokkenheid en goede communicatie. Als bewoners vroeg worden meegenomen in het proces, vragen kunnen stellen en hun zorgen kwijt kunnen, ontstaat er meer vertrouwen. Ook helpt het als een project samengaat met voordelen voor de buurt, zoals nieuwe speelplekken of betere voorzieningen.

Angst voor het onbekende
Lokale sleutelfiguren – zoals huisartsen of wijkagenten – kunnen bovendien veel betekenen. Hun steun maakt plannen geloofwaardiger. En ervaringen van andere gemeenschappen, waar het uiteindelijk goed ging, nemen vaak de angst voor het onbekende weg.

Ook praktische maatregelen doen veel: extra verlichting, een buurtwacht of duidelijke veiligheidsplannen zorgen dat mensen zich gehoord en beschermd voelen. In sommige gevallen kan een neutrale gespreksleider helpen om spanningen te verminderen en constructieve oplossingen te vinden.

De kern van de studie: weerstand is niet vreemd, maar met een transparante en mensgerichte aanpak is er veel winst te behalen. Door bewoners serieus te nemen en samen te werken, groeit het draagvlak voor voorzieningen die hard nodig zijn – ook als ze wat dichterbij komen dan men had gehoopt.

Naar de studie Begrijpen van en omgaan met weerstand bij het zoeken naar locaties voor forensische zorg en asielopvang