De watermetafoor: als landje onder de zeespiegel trekken we hem graag uit de kast. We houden van polderen en bruggen bouwen, we zoeken inspiratiebronnen, we worden overspoeld door een golf van emoties.

Onschuldig, zo lijkt het. Maar niet wanneer het over vluchtelingen gaat. Zoals in dit artikel in het AD, waarover ik eerder deze maand een commentaar plaatste op LinkedIn: de “migratiekraan” gaat open; Lampedusa wordt weer “overspoeld”, een “golf’ vluchtelingen is geland.

Dreiging

De watermetafoor roept een dreigend beeld op van een natuurramp die op ons afkomt. Mediaprofessor Baldwin Van Gorp schreef het al in zijn boek ‘Framing asiel’. Water is onbeheersbaar. De metafoor vertelt ons impliciet wat we moeten doen: dijken bouwen, dammen opwerpen – alles om het onheil tegen te houden.

Ik denk niet dat de journalisten en koppenmakers van het AD de watermetafoor moedwillig hebben gebruikt om onrust aan te wakkeren. Tegenstanders van migratie doen dat wel. Zo spreekt Geert Wilders graag over een ‘asieltsunami’, waarmee hij de metafoor bewust inzet om te polariseren.

Stroom vluchtelingen

Maar het zijn niet alleen journalisten en politici: ook organisaties als Artsen zonder Grenzen, het Rode Kruis, Oxfam Novib en Stichting Vluchteling reppen met regelmaat over een ‘stroom vluchtelingen’. Toegeven, dat is minder heftig dan een ‘tsunami’. Maar ik vrees dat een deel van de lezers bij het woord ‘vluchtelingenstroom’ niet denkt aan helpen, maar aan tegenhouden.

Taal schept onze werkelijkheid. De watermetafoor kan prachtig zijn. Maar in berichtgeving over vluchtelingen hoort ze wat mij betreft niet thuis.