In de serie Migrant Voice laten we uiteenlopende mensen met migratie-ervaring aan het woord. Deze keer een bijdrage van journalist en religiewetenschapper Sahar Noor en een reflectie van Jorrit Hoekstra. 

Sahar Noor: “Het is 4 april 1994. Mijn moeder, mijn zus en ik worden gedropt voor het politiebureau in Arnhem. Het is 10 dagen voor mijn 11de verjaardag. Ik herinner me deze eerste dag op Hollandse bodem als een grauwe en grijze dag. Ik zie mensen fietsen met kinderen in een kinderzitje. In mijn kinderogen ziet dit er ontzettend leuk uit. Maar ik had geen idee waar ik terecht was gekomen.

Eerst werden we opgevangen in een opvangcentrum in Haarlem. Het was een oud kazerne. Deze locatie had een oefenterrein voor militairen. Als ik hier aan terugdenk vind ik het bizar. Iedereen die daar opgevangen werd was de oorlog ontvlucht. De angst voor wapens en strijders was groot. Niemand vertelde ons dat dit militaire terrein niet meer in gebruik was. De eerste paar dagen dacht ik: wanneer komen de militairen ons ophalen?

We kwamen aan in een gymzaal. In de ruimte was er plaats voor 300 mensen, allemaal omringd door rijen stapelbedden. De verlichting was dag en nacht aan. Om ons heen zag je gezinnen, alleenstaande mannen en vrouwen met kinderen. Bij het betreden van de gymzaal zal ik de reactie van mijn moeder nooit vergeten.

Beter dan onder een tent

‘Moeten we hier slapen, in deze gymzaal, met allemaal vreemde mensen die ik niet ken? Met twee jonge dochters?’ Je zag de angst in haar betraande ogen. De reactie van de medewerker was: ‘Mevrouw, dit is volgens mij nog altijd beter dan onder een tent slapen of niet?’ waarna hij wegliep. Mijn moeder begon te huilen. Met haar handen in haar gezicht was de wanhoop nabij. Ze was de oorlog ontvlucht op zoek naar veiligheid maar ze voelde zich onveiliger dan ooit.

Drie mannen van Iraanse komaf zagen mijn moeder met haar twee dochters. Ze kwamen naar ons toe en spraken tegen mijn moeder in het Perzisch: ‘Lieve zus, we zullen voor jullie zorgen, u en uw kinderen staan hier niet alleen voor, wij, uw broeders zullen jullie beschermen’. Ze pakten vervolgens twee stapelbedden en legden die tegen elkaar aan. Ze knoopten dekbedovertrekken aan de uiteinden van de stapelbedden. Het leek op een hutje dat moest gaan voor privacy. De mannen hielden ieder nacht om de beurt de wacht zodat wij konden slapen. Gelukkig duurde het een week en konden we daarna naar een ander plek.

Eeuwig in onzekerheid

Het is ook niet gek dat de asielzoekers van toen een haat-liefde relatie hebben als ze terugdenken aan deze tijd. Een tijd vol met onzekerheden, angsten, in afwachting van je verblijfsstatus als je die al kreeg. Soms duurde het jaren en leefde je een eeuwigheid in onzekerheid. Dat is helaas ook nu niet anders. Dat doet veel met een mens. Soms hadden mensen woedeaanvallen, waren ze het niet eens met het beleid binnen de opvanglocatie, of kregen kinderen onderling ruzies, en daardoor ook hun ouders. Soms leidde dat ook tot onderlinge discriminatie en racisme. De sfeer kon snel licht ontvlambaar worden.

Tegelijkertijd was het ook een tijd van saamhorigheid. Je was samen door het noodlot bij elkaar gebracht. Niemand vond elkaar zielig. Iedereen versterkte elkaar en nam een weerbare houding aan. Wellicht was het een soort overlevingsstrategie. Wie zal het zeggen. Ondanks al het leed en frustratie, ervoer je compassie. Ik zie jou en ik ben er voor jou. Wat kan ik voor je doen? Medemenselijkheid in diens meeste pure vorm heb ik misschien wel toen geleerd.”

Over Sahar Noor
Sahar Noor is van opleiding journalist en religiewetenschapper. Ze promoveerde aan de Radboud Universiteit in vergelijkende godsdienstwetenschappen. Ze is jarenlang als onderzoeker en adviseur verbonden geweest aan Movisie/KIS, en als manager diversiteit en inclusie bij BNNVARA. Momenteel heeft ze een eigen onderzoeks- en adviesbureau en werkt ze als onderzoeker, adviseur, schrijver, spreker. Daarnaast schrijft ze opiniestukken in o.a. Het Nederlands Dagblad en Sociale Vraagstukken.

 

Jorrit Hoekstra:We are all human after all…”

Het verhaal van Sahar is een van de honderdduizenden verhalen van mensen die sinds 1 juli 1994 in Nederland zijn opgevangen en gehuisvest. Die datum is de oprichtingsdatum van het COA, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Toevallig loopt de aankomst van Sahar parallel met de verzelfstandiging van het COA: een kleine drie maanden na haar aankomst werd het een zelfstandig bestuursorgaan, op afstand plaatsen van het ministerie. Sinds de toeslagenaffaire is er nogal wat te doen om het functioneren van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s). Het verwijt is dat zij in de afgelopen jaren te veel gericht zijn geweest op efficiency en kostenreductie en te weinig op goede dienstverlening aan ons allemaal. Ze zouden te weinig aandacht hebben voor de menselijke maat.

Dit geldt dus ook voor de dienstverlening aan asielzoekers. De verhalen van Sahar en de recente beelden van Ter Apel zijn het resultaat van deze gerichtheid op kosten en efficiency. De opdracht die ministeries geven aan zbo’s hangt samen met de publieke opinie. Met betrekking tot COA was de publieke opinie en een ‘rechts’ sentiment wellicht medebepalend voor de opdracht tot sobere opvang en grootschalige huisvesting.

Mede door de toeslagenaffaire is er – als een geluk bij een ongeluk – in toenemende mate oog voor ‘de menselijke maat’. Maar het COA en collega zbo’s zoals De Belastingdienst hebben nog een lange weg te gaan om die menselijke maat ook echt waar te maken. In veel gevallen vereist dit een cultuuromslag waarbij de organisaties het gesprek voeren met mensen, in dit geval asielzoekers, over de vraag hoe ze deze menselijke maat invulling kunnen geven. Tegelijkertijd zal de politiek meer ruimte moeten geven aan COA-medewerkers die deze ‘menselijke maat’ in hun werk moeten waarmaken.

Het zou mooi zijn als de omslag zo snel mogelijk gemaakt wordt; want het verhaal van Sahar laat zien dat de eerste herinneringen van veel nieuwe Nederlanders sterk worden bepaald door de menselijke maat die ze hebben ervaren. Saillant is dat het in beide gevallen – zowel bij het COA als bij De Belastingdienst – gaat om ‘mensen met een migratieachtergrond’. Laat er geen dubbele standaard ontstaan in de menselijke maat die wij in Nederland nastreven: we are all human after all…